Fay
Heyyy, ik ben Fay.
Hier plaats ik mijn verhalen. Even wat info over mij.
Ik ben een meisje van 12 jaar.
Na de zomervakantie ga ik VWO doen.
Nynke is mijn IBF
Ik heet op momio: Fayyy!
Hobby's: Vliegen, scouting en schrijven.
Ik ben bezig met een boek te schrijven.
Ik wil F16 piloot worden en anders schrijfster.
lievelings schrijfster: Mel Wallis de Vries.
lievelings boek: De Dollangangers.
Mijn verhalen blijven er een maand op staan.
Ik hou er van om te schrijven, maar mijn spelling is niet al te goed. Ik vind het super leuk met Nynke. Thx voor dat je me zo goed vind schrijven.
Je kan hier een reactie plaatsen, maar ook ideeën of tips. Bedankt.
Hey allemaal. Hier onder maak ik een nieuw verhaal. Ik zou het leuk vinden als je laat weten in de poll of het een leuk verhaal is. P.S. Ik heb het over het vervolg verhaal: Veroordeelt.
Wat vinden jullie van mijn verhaal?
Veroordeeld.
Hoofdstuk 1.
De vreselijke tandarts.
Er was eens een meisje die naar de tandarts moest. Haar naam was: Heleen. Heleen was de enige uit haar klas die niet bang was voor de tandarts. Dus ze zag er niet tegenop om naar de tandarts te gaan. Ze had altijd een hele lieve tandarts. Ze legde altijd precies uit wat ze ging doen, daardoor voelde Heleen zich altijd op haar gemak. De ruimt waarop ze werd behandelt was een mooie witte ruimte. Er hingen allemaal plaatjes van gezonde glimlachen, maar soms ook reclame. Het enge gereedschap kreeg Heleen niet te zien, daar werd ze bang van. Er zaten grote ramen in de ruimte. In de hoek stond een grote doos met leuke kadootjes voor als je klaar was.
Heleen sprong meteen na school op de fiets. Ze had op school haar tanden al supergoed gepoetst. Ze kon niet wachten om weer naar de tandarts te gaan. Ze was zo blij en ze lette niet op de weg. Er kwam een auto aangereden en Heleen moest uitwijken naar een paal. Ze klapte met haar kies tegen de paal aan. Er brak een stuk tand af, een klein stukje maar. Haar tand de echt heel veel pijn. Ze hoopte dat de tandarts er iets aan kon doen. Met krokodillen tranen reed ze verder…
Toen Heleen aankwam liep ze naar de wachtkamer. De wachtkamer leek voor een helft verandert. Er was een nieuwe deur bijgekomen. Rond om de muur bij de deur hingen allemaal enge plaatjes, van mislukte gebitten. Heleen rilde, wat was er achter die deur? De mooie witte deur ging open. De standaard tandarts van Heleen kwam naar buiten. ‘Hey Heleen, hoe gaat het? Kom binnen.’ Ze gaf Heleen een hand. ‘Het gaat wel goed, ik heb alleen een ongeluk gehad onderweg.’ ‘Wat is er gebeurd??? Wil je wat water?’ ‘Ja ik wil wel wat water.’ De tandarts loopt naar de kraan en pakt een plastic bekertje. ‘Vertel, wat is er gebeurt?’ ‘Ik was aan het fietsen in ik moest uitwijken voor een auto, ik knalde tegen een paal aan. Er is een stukje van mijn kies af.’ Heleen neemt een slok van haar water. Dan zet ze het weer weg en gaat op de stoel liggen. ‘Oh, dat moet je je kies laten trekken. Dat moet je bij mijn nieuwe collega doen.’ De tandarts staat op en loopt de deur uit. Heleen hoort aan de andere kant van de wachtkamer een deur opengaan. Vervolgens hoort ze iemand schreeuwen. Heleen rilt. Dan loopt ze ook achter de tandarts aan. Ze zegt: ‘Ga hier maar zitten Heleen. Mijn collega komt straks bij je.’ Heleen gaat zitten, ze kijkt met angstige ogen naar de deur. Dan hoort ze voetstappen, de deur gaat open. Er komt een jongetje van haar leeftijd uit. Hij is lijkbleek en staat op het punt om flauw te vallen. De collega komt naar buiten. ‘Hallo,’ zegt hij met een vreselijke stem. ‘Ik ben tandarts P. Lak. Je mg me Lak noemen. Kom binnen.’ ‘Hallo’ zegt Heleen aarzelend. Ze wilt niet naar binnen. Ze wilt hier weg, ze wilt weg rennen. Maar dan pakt Lak haar vast. Heleen wilt schreeuwen krijsen, maar het lukt niet. Lak houd zijn hand voor haar mond. Hij neet haar mee naar binnen. De kamer is verschrikkelijk. Het is een zwarte kamer met een zwarte stoel. Aan de zwarte muur hangen allemaal platjes van verschrikkelijke gebitten. Er hangen ook plaatjes van hoe de tandartsen waren in de middeleeuwen. Heleen ziet gereedschap liggen uit de middeleeuwen. Ze verstijft. Dan komt Lak dichterbij, hij pakt een hamer. Ze wilt schreeuwen, maar er komt geen geluid uit haar keel. Heleen krijgt een klap op haar hoofd. Alles word zwart.
Heleen knippert met haar ogen en word wakker. Ze ligt in haar bed. Ze moet vandaag naar de tandarts. Was het allemaal een droom? Heleen huivert bij de gedachte dat haar droom uitkomt. Nu is Heleen niet meer het enige meisje dat niet meer bang is voor de tandarts.
De WO2 van Bart.
Het lucht alarm, alweer. Dit is nu al de derde keer deze nacht. De Engelse vliegen over, we moeten alles verduisteren. Ik hoor mijn moeder beneden roepen: ‘Bart, we moeten naar de schuilkelders, schiet op!’. ‘Jaha, ik kom al.’ Ik kom moeizaam uit bed, mijn pyjamabroek valt uit. Ik hijs hem op en loop naar de gang. Bijna struikel ik over een poppetje van het poppenhuis van mijn zusje. Haar kamer is naast de mijne. Ze heeft een erg grote kamer, maar toch laat ze al haar spullen buiten op de gang slingeren. Ik loop via de houtentrap naar beneden. Ik was vergeten mijn sloffen aan te trekken, dat is niet zo slim. Ik stap op een splinter en val 3 tredend naar beneden. Ik vloek en sta op, snel loop ik naar mijn moeder. ‘Ik ben in een splinter gestapt op de trap.’ Zeg ik huilend. Ze neemt niet de tijd om te antwoorden maar tilt mij op en rent naar de schuilkelder. We komen binnen in de kille koude ruimte. Mijn zusje zit op een klein betje dat in de schuilkelder staat. Als ze ons ziet binnenkomen staat ze op ‘Mamma, wat is er met Bart.’ ‘Je broer is een beetje dom, hij was vergeten zijn sloffen aan te doen op de trap.’ Ik spring uit mijn moeders armen, snel ga ik op het bed zitten. Ik trek de splinter er uit. ‘Auw!’ ‘Stel je niet aan,’ zegt mijn moeder. ‘en ga van het bed af. Je zusje moet slapen. Als de Engelse zijn overgevlogen kan je naar je eigen bed. Jij mag op die houten stoel zitten.’ Ik ga op de houten stoel zitten, meteen spring ik weer op. Tijdens hè naar beneden gaan om te gaan zitten zakte mijn pyjamabroek af. De houten stoel bevatte ook splinters en daar kwam er 1 van in mijn kont. Ik kijk snel of mijn moeder het niet gezien heeft, dan word ze vast boos. Ik probeer de splinter er uit te trekken zonder dat mijn moeder dat ziet. Mijn moeder gaat zelf zitten op de wollen schommelstoel. Mijn zusje gaat liggen ‘Mamma, wil je me onderstoppen?’. Mijn moeder staat op, dan stopt het lucht alarm. Toch loopt ze door, ze pakt mijn zusje en tilt haar op. ‘Kom op Bart, doorlopen.’ Ik sta op en loop weg.
De middeleeuwen.
De klok luid half 5 in de vroege morgen en ik ben al op. Om 7 uur vertrekken de walvisvaarders en ik moet een ton rum aan boord brengen. Ik was me gezicht met water uit de waterput. Ik trek mijn jurk aan en knoop mijn schort om mijn middel. Mijn moeder is al op om alle was op te halen in de stad. Ze is wasdame. Mijn vader is een brief aan het bezorgen, waar weet ik niet precies, zuider ofzo iets. Ik ben enigs kind. Het is inmiddels al 5 uur als ik mijn ontbijt op heb, een wortel met een stuk brood en melk van de geit in de stal verderop. Het is gelijk mijn luch. Ik loop naar de tonnen en zoek de ton waarop staat: RUM. Ik moet half 7 daar zijn om het af te leveren. Ze wouden het eerder hebben dan ze vertrekken, ik denk dat ze eerst gaan voorbereiden. Ze blijven lang weg. Maartje doet de andere ton. Daar zit wijn in. Als ik wou verrekken zie ik Isabel naar me toe rennen. Ik ben ontdekt, zegt ze hijgend. Wat hoe bedoel je? Zei ik tegen haar. Mijn vermomming heeft niet gewerkt dus ze hebben me gezien. Wie? Vroeg ik vragend? De agenten! Ik was al bijna vergeten dat ze gister al bijna gevangen genomen werd. Wat kan ik voor je doen? Vroeg in snel. Niks, zei ze. Ik wil niet dat jij in de problemen komt! Dankje.... maar je zusje dan? Daar kwam ik voor, hier al mijn gulden, koop medicijnen voor haar en eventueel wat eten en drinken. Maar jij dan? Vroeg ik. Ik ga voorlopig de gevangenis in.... denk ik.... nee! Riep ik iets te hard. Ssstttt! Sorry.... maar wat moet ik dan kopen? Pest zalf en drank. En als je wilt ook een klein beetje voor mij. Heb jij het ook al? Ehmm.... nou nog niet maar in krijg al de bijwerkingen dus ik wil het tegenhouden. Zei Isabel terwijl ze om haar heen keek. Slim van je... hier ik ga haar mijn armbandje. Maar die heb je gekregen van die aardige vrouw, zei Ze. Weet ik maar ze zei dat hij geluk brengt, dat kan jij wel gebruiken! Ssstttt, ik hoor ze.... Dankje dat je dit voor me doet! Ze gaf me een knuffel en fluisterde in me oor: je komt wel een keer langs he? Ja Tuurlijk! We namen afscheid en ze rende weg... hef is al rond 6 uur dus ik moet opschieten. Als ik er ben, bij de walvisvaarders, en de ton heb afgeleverd ga ik meteen naar het kruiden en genees winkeltje om de medicijnen en zalfjes te kopen. Ik heb 3 kruidenpapjes om op te eten voor het zusje van Isabel. Ik heb ook een bakje pest zalf voor haar. En ik heb 2 kruidenpapjes voor Isabel. een paar stukken brood en 2 wortels voor haar zusje. Ik zal het geven aan haar rond het middag uur. Toen ik er was, bij het zusje van Isabel, was ze me erg dankbaar. Ze was wat minder blij over dat Isabel in de gevangenis zat. Als ik weer aan het werk ga bedenk ik me dat ik vanavond , als het donker is, het stiekem aan Isa geef. Dus dat deed ik de wachters waren bij een hutje in de buurt. Ik nam de achterkant van de straat om bij haar te komen. Ze was bij het laatste tralies raam. Ze was dingen met steen op de muur aan het tekenen. Hier je kruidenpapjes tegen he wonden... Dankje, zei ze. En nu snel weg voordat je gesnapt wordt! Ik kom overmorgen mij je langs oké? Is goed zei ze blij, eindelijk bezoek, eindelijk praten met iemand die haar begrijpt denkt ze vast. Als ik weer thuis ben ga ik naar mijn stro bed en ga ik slapen. En wacht ik tot de klok 7 uur slaat in de morgen.
De klok slaat 7 uur in de morgen. De deuren van huizen gaan open en de stad komt tot leven. Kinderen en volwassen werken in de stad. Voor een klein beetje geld. Er zijn ook mensen die niet werken, die zitten gevangen , hebben de pest of zijn gek. Maar ik Moet gewoon werken. Mijn handen doen pijn van het rollen van tonnen. Het is 1547, net half 8 in de ochtend en iedereen is al druk in de weer. Mensen wassen, bakken, schilderen, rollen, delen kranten uit, vegen en nog veel meer. Zo gaat het hier elke dag. En elke dag is anders maar je doet het zelfde werk. Wat hebben die edele massel dat zij lekker rijk en verwend zijn in hun lange en mooie jurken terwijl ik hier zit te werken in een jurk van 2 jaar oud die ik soms was. Zij zouden eens het werk moeten doen. Maar dat doen wij, burgers van keaskoppenstad. Opeens hoor ik een hard geschreeuw aan de kant van een gracht. Als ik er langzaam naar toe loop zie ik een hele menigte mensen kijken naar het water. Waar iemand in zwemt. Wat is er gebeurd vraag ik een van die mensen. Er is een edele in het water geduwd. Ik kon me lach bijna niet meer inhouden toen ik zag dat er inderdaad een edele in de gracht zit te klooien. Ze kan niet zwemmen en daarom springt er iemand anders in om haar te redden. Het is een man van rond de 20. Ik herken hem denk ik van de walvisvaarders. Hij kan natuurlijk wel zwemmen voor het geval dat hij overboord valt ofzo. Maar dan wordt ik opzij geduwd en zie ik Isabel rennen met twee agenten erachter aan. Zij was waarschijnlijk de gene die de edele in het water had geduwd. Ik ren erachter aan, ik neem een zijstraatje om de agenten net voor te zijn. Waarom ik dat doe? Omdat Isabel een vriendin van mij is. Ze is kranten verkoper. Ik sein met haar dat ze naar me toe moet komen. Als ze naast mij staat duw ik haar in een lege ton die naast mijn werkplaats sta. Ik doe net alsof ik de ton net heb neergezet. De agenten hebben niks door en rennen door. Ik wacht even tot ik ze niet meer zie rennen en laat Isabel uit de ton. Je hebt geluk gehad dat ik je langs me zag rennen anders zat jij nu in de gevangenis! Zei ik. Waar Isabel op antwoorde: ja dankje... als jij me niet had geholpen was het inderdaad anders afgelopen. Heb jij die edele in het water geduwd? Nee zei ze met een overtuigende stem. Wat dan? Vroeg ik. Ik heb misschien een of vier gulden uit iemands bedeltasje gepakt. Van wie dan? Van die edele... maar ik heb haar niet in de gracht geduwd zij viel zelf! Oké... zei ik. Je hebt geluk dat we in de buurt waren van mijn werkplek. Zei ik tegen haar. Ja.... hier, ik ging mijn huis in en pakte een jurkje die nog in de kast lag. Trek aan dan word je minder snel herkend. Misschien is hij een klein beetje strak , hij is namelijk van twee jaar terug. Ik ben klein voor mijn leeftijd, zei Isabel. Daar heeft ze gelijk in. We lopen naar buiten en pakken een mutsje van de was lijn. We hebben er meerdere, zei ik. Hier deze is blauw... dankje antwoorde Isabel vriendelijk. Ik ben blij dat je mijn vriendin bent. Ik ook. Hier een bezem, doe alsof je straat veger bent. Goed idee! Ik wil wel mijn kleren terug hé. En de bezem natuurlijk, zei ze lief. Ze is heeft wel lef die Isabel. Dat zegt Maartje altijd. Zij rolt ook tonnen samen met mij. Als Isabel uit het zicht is verdwenen ga ik terug naar de menigte en deed of er niks aan de hand was. En ging gewoon verder met mijn dag
Reactie plaatsen
Reacties
Heeii Fay,
Als je dit leest, ik vind echt dat je superveel talent hebt💗💗 je moet er later echt iets mee gaan doen
Xx Nyn
Thx Nyn❤️